Dag 38 (eigenlijk dag 50) Santiago – Zijn vrouw

Ik herkende hem niet eens toen ik hem weer zag. Of misschien herkende ik hem beter. Pas achteraf snapte ik de spelregels die ik mij gemaakt had.

Voor het eerst ging ik alleen vliegen. Ik had de vlucht zelf geregeld en ik wist dat ik een bus moest vinden op het vliegveld, die naar de Cathedral zou gaan. Daar begon de onzekerheid: over bustijden had ik niks kunnen vinden. Ik sprak geen Spaans. In het vliegtuig zat ik naast een hoogzwangere yogajuf, die in Spanje was gaan wonen om zich bij haar Spaanse man te voegen. Zij maakte het vertrouwen in me wakker voor deze nieuwe streek waar zij was gaan wonen en waar zij zo genoot van de geur van de bomen, rondom het vliegveld.

Doordat ik mij al heel wat mans voelde op vliegvelden, sloot ik mij aan bij de eerste de beste rij waar mensen met paspoorten in hun handen stonden. Bleek dat ik al bijna weer aan het inchecken was voor Amsterdam. “De bussen?” Buiten. “El Cathedral?” vroeg ik aan de chauffeur. So far so good.

De buitenwijken van Santiago de Compostella kwamen in zicht en we reden een groot ondergronds busstation binnen, waar bijna iedereen uit ging stappen. “El Cathedral?” deed ik nog een keer naar de chauffeur. Nee, nee, nog niet.

Maar toen ik wel uit moest stappen, was er geen Cathedral te zien. Een straat. Een klein parkje. De weg waar we vandaan gekomen waren. Zo’n Cathedral zou toch huizenhoog overal bovenuit moeten torenen, maar de gebouwen stonden te dicht op me.

Nu begon ik m’n spelregels te snappen. Ik wilde het niet vragen. Ik wilde m’n neus achterna kunnen gaan, vertrouwen dat die me naar Lucas zou brengen. Ik stak m’n neus om de hoek van de eerste straat, snoof eens goed, bekeek eens goed…. Nee, niets aantrekkelijks aan.

Zorgvuldig besnoof ik alle richtingen, bekeek de mensenstromen, en besloot het parkje over te steken. Ik weet niet meer van links en rechts, maar ik vond hem: de Cathedral. Het plein. We hadden afgesproken op het plein. Ik had Lucas laten weten dat ik was geland en die bus had er minstens 3 kwartier over gedaan. Dus hij zou er wel wezen. Toch?

Ik bekeek het eerste plein. Daar gebeurde niks. Hoek om. Ah! Daar was muziek. Een optreden met allemaal mensen als publiek. Ik scande alle rijen af. Geen Lucas. Dus voorbij aan de muziek. Hoek om. Ah… dit was definitely een plein. Groot! Ruim! Aan m’n linkerhand de Cathedral, aan de overkant een lange bogenrij. Niet druk. Ik scande alle mensen op het plein. Schoorvoette een beetje naar het midden. Hij zou mij toch moeten zien als hij er al was.

Ik zag de pelgrims. Mensen die blij waren om aangekomen te zijn. Ik zag ook één hele mooie man bij de bogen staan. Meteen woest aantrekkelijk. Ik moest aan Lucas z’n verhalen denken, hoe makkelijk hij in gesprek raakte met mensen op de ze tocht en overwoog om een praatje te maken, als ik dan toch nog op Lucas moest wachten. Maar dat leek me nou ook weer een beetje lullig: als hij me zou aantreffen terwijl ik aanpapte met de eerste de beste woest aantrekkelijke pelgrim die ik zag.

Een magere man met een baard, was het. Als ik naar z’n kuiten keek, dan meende ik iets te herkennen. Maar ja, dat heb je: dat als je naar vreemde mannen kijkt, dat je dan elementen van je geliefde ziet. Deze man leek ook op iemand te wachten. Hij scande ook het plein af. Ik voelde z’n blik af en toe over me heen glijden.

Dus ik nam ook in de buurt van de bogengalerij plaats, een paar pilaren links van hem. Nou ja: voor hem rechts. En bleef de mensen op het plein bekijken met de bereidheid om te ontmoeten. Daarmee ving ik een man en een vrouw. De man keek me blij lachend aan: “You seem very happy to have arrived here!” verwelkomde hij me. “Yes I am” zei ik “but I came flying in here. My husband, he did the walking and I am going to meet him here. But I’m beginning to think I might not recognize him….”

Ik had de zin nog niet uitgesproken, of de woest aantrekkelijke pelgrim maakte zich los van z’n zuil. Het was Lucas! “Je hebt me laten wachten!” riep ik enigszins verontwaardigd omdat ik dacht dat hij een spelletje met me gespeeld had. “Jij hebt míj laten wachten, zul je bedoelen!” zei hij terug. “Ik zie ineens die mensen weglopen en daar kom jij achter vandaan!”

Het was een wonder. Ik kon m’n ogen niet van hem afhouden. Wauw! Hij is terug! Z’n ogen waren weer de zachtste ogen die me ooit gezien hadden. De ogen die ik kende van de foto uit onze begintijd. Zijn praten en luisteren hadden een tempo, waar ik me bij thuis voelde. Hij had 2 blikjes bier meegebracht en een broodje met camembert-hoewel-het-brie was. Omdat broodjes camembert het lekkerste waren ooit op de fietsvakantie van Biarritz naar Perpignan, waar de eerste pelgrims naar Santiago ons deden besluiten om ooit zelf deze pelgrimstocht te gaan doen.

We zaten op de grond, voor de pilaar, in onze gerieflijkste kleermakerzit. We praatten en praatten en ik kon m’n ogen niet van hem af houden. Wat een sensatie om Lucas z’n gebaren terug te zien terwijl z’n uiterlijk zo veranderd was!  En toen we klaar waren met eten en drinken, ging ik gewoon om hem heen op z’n schoot zitten. Buik tegen buik. Kruis tegen kruis. Op het plein van de Cathedral. Schaamteloos. En voelde dat m’n hele lijf hem nog kende.

 

Nadat we het plein zo goed hadden leren kennen, was de Cathedral aan de beurt. Lucas was er al eerder geweest en hij wilde het me graag laten zien. Nu heb ik al heel wat kerken gezien van binnen, maar het goud in de kathedraal van Santiago de Compostella benam de adem. En zo getroffen ken ik mij niet, bij de aanblik van rijkdom.

Maar dat was niet wat Lucas me wilde laten zien. Hij nam me mee naar de plek, waar hij zelf van onder de indruk was geweest: een zitplaats onder het orgel. Zo’n orgel had ik ook nog nooit gezien. Een enorm uitgebreid houtsnijwerk, dat nieuwsgierig maakte hoe het zou klinken. Maar het maakte geen geluid. We zaten daar, in stilte, een beetje onwennig afstemmend tussen deze zorgvuldig vormgegeven rijkdommen.

Toen we opstonden werden we aangesproken door een wat gedrongen vrouwtje, dat dacht te weten wat wij zochten: het beeld van St. Jacobus. We lieten ons meevoeren, enigszins nieuwsgierig naar het beroemde beeld dat alle pelgrims dankbaar zouden huggen, maar zagen de lange rij, die onze geringe hugbehoefte niet aanwakkerde. Liever liepen we langs de andere beelden die te zien waren. En daarna hadden we de Cathedral gedaan.

Dit bericht is geplaatst in Pelgrimstocht. Bookmark de permalink.